Neeltje Bol akte







Opheden den vierentwintigsten julij 1766
compareerde voor mij Andries van de Laar
notaris bij den edele mogende Raade en Leenhove
van Braband en Landen van Overmaze ge...
mitsgaders bij de edele mogende Heeren President
Raede en Rekenmeesters van zijn Doorlugtigste
Hoogheid den Heere Prince van Orange en Nassau
etc etc etc, geadmitterd binnen Breda residerende
ende de getuijgen naargenoemt, juffrouw Neeltje
Bol weduwe wijlen d'Heer Leendert Alebeecq wonende
in Somersdijk in 't Lant van Flaeque thans
alhier present en aan mijn notaris bekent, te
kenne gevende dat sij comparante aan hare
overledene mans dogter juffrouw Hendrina
Alebeecq huijsvrouw van Arnoldus Verbeij heeft
vereert en gegeven een bijbeltje met twee goude
doorlugtige draedwerkse haeken beslagen
Staende op de binnen bladen van de voornoemde haken
als volgt, Adrianus Alebeecq en Anna Damisse
hebben deesen boek vereert aan Neeltje Bol
den november 1743 waer van de comparante op den
elfde october 1760 een handschrift heeft gegeven
en getijkent door genoemde Hendrina Alebeecq en
Arnoldus Verbeij, en in welk handschrift
geinscreert staat dese woorden, nogtans so dra
het God behaegt sal hebben die Hendrina
Alebeecq uijt dese wereld door de doot weg te ha-
len, dat het selve boek als dan aan mijn soon

Adrianus Alebeecq Leenderts soon vrij sonder
iets daarvoor te moogen pretendeeren sal ter
hand gesteld worden, en bij aldien den genoemde Adria-
nus Alebeecq mede overleden is, dan aan
mijn soon Cornelis Alebeecq mede als vooren, vrij
sonder ietwes daar voor te mogen eijsschen off
pretendeeren ter hand sal gesteld werden
Welke comparante verclaarde haar intentie en
mijning te sijn geweest, wanneer de voornoemde
Hendrina Alebeecq sonder kinderen naer te laten
deese werelt quam te overlijden, en sij comparante
bedugt sijnde, dat somwijlen, uijt die woorden
questie en oneenigheden tusschen genoemde Hendrina,
Adrianus en Cornelis Alebeecq off met genoemde
Arnoldus Verbeij in tijde en wijlen zoude konnen
ontstaan, om welke voor te komen soo verclaarde
sij comparante bij deesen het voorgemelde handschrift
van dato den elfde october 1760 bij dese te
annulleeren, dood en te niet te doen, niet willen-
de dat eenig reguard daer op sal werden genomen,
maar gehouden, als niet gemaekt, en mitsdien
soo verklaarde sij comparante bij deesen onwe-
derroepelijk het voorschreven bijbeltje aan genoemde Hendri-
na Alebeecq huijsvrouw van Arnoldus Verbeij
bij deesen opnieuws te gunnen, te geeven en
inter... te schenken vrij sonder eenige bepa-
ling, omme het selve te houden als haar eijgen
goed, sulx dat bij overlijden van genoemde Hendrina

Alebeecq het selve bijbeltje met voornoemde goude
slooten aan het kint off kinderen van deselve
Hendrina Alebeecq in huwelijk verwekt aen
genoemde Arnoldus Verbeij sal komen, dog indien de
voornoemde Hendrina Alebeecq sonder kinderen
naer te laten quam te overlijden, dat in sulke
gevalle het vooren gemelde bijbeltje met goude
slooten, sal ter hand gesteld werde aan Adrianus
Alebeecq en bij vooroverlijden aan Cornelis
Alebeecq en sulx vrij sonder ietwes te mogen
eijsschen off pretendeeren, allent welke de
comparante verclaerde haer intentie te sijn
geweest en nog te sijn, renuntieerende sij
comparante derhalve van alle 't regt dat sij comparante
aan het voorengemelde bijbeltje en aancleeve
van dien heeft gehad ten doene en behoeve
van genoemde Hendrina Alebeecq off haar nako-
melingen als voorschreven is gemelt onder verband als
na regten
Ende compareerde meede de genoemde juffrouw Hendrina
Alebeecq huijsvrouw van Arnoldus Verbeij geas-
sisteert en tot het tijkenen deser geautoriseert
van haaren voorschreven man, dewelke verklaarde
de voorschreven schenking in voegen gemelt danke-
lijk te accepteeren
Aldus gedaan en gepasseert binnen Breda ter presentie van

d'Heer Jacobus Johannes Ecoma, predikant
op de Raade en Jan van Gels alhier woonagtig
als getuijge hier toe versogt